Dit deel behandelt eventuele hardware-instellingen die u moet uitvoeren voordat u Debian installeert. In het algemeen gaat het dan over het controleren en eventueel wijzigen van instellingen in de BIOS/UEFI/systeemfirmware op uw systeem. Het “BIOS/UEFI” of de “systeemfirmware” is de kernsoftware die door de hardware wordt gebruikt. Deze speelt een cruciale rol bij het begin van het opstarten (na het aanzetten van de computer).
Om Debian GNU/Linux te installeren op een S/390- of zSeries-machine moet u eerst een kernel opstarten binnen het systeem. Het opstartmechanisme van dit platform is inherent verschillend van andere, in het bijzonder van PC-achtige systemen. Bij het werken met dit platform zult u een groot verschil opmerken: de meeste (zo niet alle) tijd zult u vanop afstand werken met behulp van software voor een cliënt-sessie, zoals telnet, of met behulp van een browser. Dit heeft te maken met de bijzondere systeemarchitectuur waarbij de 3215/3270-console regel-gebaseerd en niet teken-gebaseerd is.
Op dit platform werkt Linux ofwel standaard op de kale machine, of in een zogenaamde LPAR (Logische Partitionering) of in een virtuele machine die door het VM-systeem aangeleverd wordt. Opstartmedia verschillen naargelang de runtime-modus. U kunt bijvoorbeeld de virtuele kaartlezer gebruiken van een virtuele machine, of opstarten van de HMC (Hardware Management Console) van een LPAR als de HMC en deze optie voor u beschikbaar zijn.
Vooraleer u overgaat tot de echte installatie, moet u een ontwerp maken en enkele voorbereidende stappen doorlopen. IBM heeft documentatie ter beschikking gesteld voor het hele proces, bijvoorbeeld over hoe u een installatiemedium moet klaarmaken en hoe u effectief vanaf dat medium kunt opstarten. Deze documentatie hier dupliceren is niet mogelijk en ook niet nodig. Toch zullen we hier beschrijven welk soort Debian-specifieke gegevens nodig zijn en waar u ze kunt vinden. Met behulp van beide informatiebronnen moet u uw machine en het installatiemedium voorbereiden voor u er van kunt opstarten. Als u in uw cliënt-sessie het welkomstbericht ziet, moet u naar dit document teruggrijpen en de Debian-specifieke installatiestappen doorlopen.
Raadpleeg hoofdstuk 5 van het IBM-Redbook Linux for S/390 en hoofdstuk 3.2 van het IBM-Redbook Linux for IBM eServer zSeries and S/390: Distributions voor het opzetten van een LPAR voor Linux.
Raadpleeg hoofdstuk 6 van het IBM-Redbook Linux for S/390 en hoofdstuk 3.1 van het IBM-Redbook Linux for IBM eServer zSeries and S/390: Distributions over het opzetten van een VM-gast om Linux te gebruiken.
U moet alle bestanden van de onderliggende map generic
kopiëren naar uw CMS-schijf. Zorg ervoor om kernel.debian
en initrd.debian
in binaire modus over te zetten met een vaste recordlengte van 80 tekens (door in uw FTP-cliënt BINARY
en LOCSITE FIX 80
op te geven). parmfile.debian
kan ofwel in ASCII- of in EBCDIC-opmaak zijn. Een voorbeeldscript debian.exec
dat de bestanden in de juiste volgorde zal ponsen, wordt bij de images bijgevoegd.
Indien u geen verbinding met het internet heeft (ofwel direct, ofwel via een web-proxy) moet u een lokale installatieserver maken die vanaf uw S/390 benaderd kan worden. Deze server bewaart alle pakketten die u wenst te installeren en moet ze beschikbaar stellen via NFS, HTTP of FTP.
De installatieserver moet de mappenstructuur van een Debian GNU/Linux-spiegelserver exact kopiëren, maar enkel de bestanden voor S/390 en de architectuur-onafhankelijke bestanden zijn nodig. U kunt ook de inhoud van alle installatie-images naar een dergelijke mappenboom kopiëren.